Galgelied
Er
stonden drie galgen op 't galgeveld,
De kraaien hebben het voortverteld.
De kraaien hebben het voortverteld.
En
stom blauwden winterse bossen rondom,
Zij kaatsten 't gekrijs van de kraaien weerom.
Zij kaatsten 't gekrijs van de kraaien weerom.
Het
volk stond zwijgzaam opeengehoopt:
Drie mannen moesten opgeknoopt.
Drie mannen moesten opgeknoopt.
Drie
rechters lazen het vonnis voor;
De bossen bauwden het na in koor.
De bossen bauwden het na in koor.
Eén
had in eigen macht geloofd,
Hij moest het bekopen met zijn hoofd.
Hij moest het bekopen met zijn hoofd.
Eén
had gehoopt op een nieuwe tijd,
Dat was voor het heden een scherp verwijt.
Dat was voor het heden een scherp verwijt.
Eén
had de waarheid te zeer bemind,
Daarvoor ging hij bengelen hoog in de wind.
Daarvoor ging hij bengelen hoog in de wind.
De
kraaien krijsten: kwaad is kwaad!
De bossen echoden: haat is haat!
De bossen echoden: haat is haat!
De
kring van het volk werd enger en enger,
't Gelaat van de rechters werd strenger en strenger...
't Gelaat van de rechters werd strenger en strenger...
Maar
toen de koord in de hoogte ging,
In elke lus een rechter hing.
In elke lus een rechter hing.
Het
volk stond zwijgzaam opeengehoopt:
Drie rechters werden opgeknoopt.
Drie rechters werden opgeknoopt.
Eén
had zijn eigen volk verraden,
Eén had zijn geldkist volgeladen,
Eén had zijn geldkist volgeladen,
Eén
had de macht om haarzelf bemind,
Drie rechters bengelden hoog in de wind.
Drie rechters bengelden hoog in de wind.
De
kraaien krijsten: kwaad is kwaad!
De bossen echoden: inderdaad!
De bossen echoden: inderdaad!
No comments:
Post a Comment